Ik lees een boek van Sandro Veronesi, getiteld Kalme Chaos. Ik ben op de helft, maar ik vind het nu al een briljant boek. Prachtig verhaald en geschreven al moet ik het helaas in vertaling lezen.

Het kan bijna niet anders dan dat Veronesi zich in de chaos-theorie heeft verdiept en daar in elk geval het concept “strange attractor” heeft opgepikt. Als je een metafoor voor dit concept zou willen verzinnen dan ben je op voorhand verslagen door Veronesi. Lees het boek… (en mijn korte samenvatting van de eerste helft).

De hoofdfiguur en ik-persoon is Pietro. Hij komt in de rafelranden van een tot dan, op het oog, geordend leven terecht. Goede baan in een internationaal mediabedrijf, goede relatie met Lara. Ze zijn nog niet getrouwd, maar hebben samen dochter Claudia. En trouwplannen voor zeer binnenkort — startpunt in het boek.

Het lijkt alsof het trouwplan het geheel geordende in elkaar doet sodemieteren — mijn observatie, want het boek geeft daarvoor geen clou. Ik trek de parallel met de vlinder in het Andes gebergte die met één slagje van de fragiele vleugels bij ons een orkaan kan veroorzaken, zonder direct causaal verband.

Met Pietro gaat het goed los op het punt dat de chaos gemarkeerd moet worden. Hij en zijn broer zijn op het strand om te surfen. Een vrouw komt in de branding in nood, en in een uiterste inspanning weet Pietro haar te redden. Het is ingewikkelder dan ik hier opschrijf want de vrouw wil wellicht dood, en Pietro beleeft heftige sexuele opwinding bij het aan land brengen van de vrouw die hem later nog parten speelt (de herinnering eraan, niet de vrouw zelf).

Dan komt de trigger voor serieuze chaos: ongeveer tegelijkertijd aan het redden van de onbekende vrouw is Lara doodgegaan, aan een gesprongen aorta. Medische hulp mocht niet baten… het was een aangeboren afwijking, een tijdbom.

Pietro besluit om zijn dochter, Claudia, niet meer uit het oog te verliezen. Ongeveer letterlijk. Hij brengt haar naar school en wacht de eerste dag op de pauzes, en het uitgaan van de school. Samen gaan ze naar huis, ze redden zich emotioneel. De volgende dag brengt hij haar weer … en wacht. Ook nu geen terugslag, geen verdriet. Ze redden zich prima, ook al is er de vrees voor die terugslag en voor het verdriet.

Volgende dag zelfde ritueel. Dan besluit Pietro, in een subliem moment van zelfordening, dat hij dit elke dag wil. In elk geval gaat hij niet terug naar zijn werk. Zijn aanwezigheid ordent nu de omgeving. Het meisje dat de hond uitlaat, de kioskeigenaar die voor koffie zorgt, de wijkagent die al snel er voor zorgt dat zijn vaste parkeerplaatsje bij de school vrij blijft voor hem.

Zijn werk komt nu naar hem. Hij zit daar in zijn leaseauto met telefoon en fax, of in het parkje of in de kiosk, en ontvangt secretaresses met stukken die hij moet tekenen. Er komen collega’s hun eigen leed bij hem neerleggen. En er komen bazen die in een machtstrijd over een overname zijn verwikkeld en bij hem te biecht willen gaan, of zijn advies willen en hem zelfs een hoge baan aanbieden.

Letterlijk is Pietro de strange attractor.