Ik keek vandaag naar de documentaire van Coen Verbraak over Emile Roemer in zijn strijd om de politieke macht in het afgelopen half jaar. Ik vind dat Verbraak — als altijd — een integer verhaal heeft gemaakt. Roemer is niet zielig, wel sneu. Ik heb een traan gepinkt, half voor Roemer en half voor mijn eigen familiehistorie die zich bij het kijken opdrong. En voor de associatie met mijn grootvader.

Mijn grootouders van moeders kant waren geëngageerd lid van de SDAP tussen de oorlogen en daarna. In Nieuwe Tonge nog wel, een gereformeerd dorp op Goeree-Overflakkee. Mijn grootvader ging dood, 2 weken voor dat ik geboren werd. Gevonden aan een slootkant — rustig overleden aan een hartstilstand. Jammer dat ik hem niet heb gekend. Mijn grootmoeder overleed toen ik 5 was — ze gingen vroeg in die tijd.

Ik had wel meegekregen dat mijn grootvader prominent was in de partij, maar dat hij jarenlang wethouder was in zijn gemeente voor SDAP en PvdA en in die zin in het harnas is gestorven — dat heeft mijn moeder nooit verteld. Bizar eigenlijk. We hebben het uit haar, historisch gezien beperkte, nalatenschap van krantenknipsels moeten halen: er waren op mijn grootvaders’ begrafenis landelijke kransen en toespraken van de partij, van de VARA, van de NVV en wat al.

Bizar dat ik zo weinig weet over de “echte” geschiedenis van mijn ouders en hun ouders. Vergis je niet: ik ben vanuit trots zeer rood opgevoed (in een nabijgelegen gereformeerd dorp). Mijn ouders waren PvdA tot hun dood (en ze zijn 94 en 95 geworden!). Ze vonden het prachtig dat ik maatschappelijk succesvol werd, maar meer dan eens had ik het gesprek met mijn vader, over dat succes, waarin hij zei “Goed gedaan Cor, maar je zal toch nooit vergeten wie de klassenvijand is?”. (“Ja Pa”).

Ik blijf met vragen. Waarom is mijn grootvader geen held in de familie? Achteraf kan ik reconstrueren dat hij als SDAP’er een feitelijk Berufsverbot had op het eiland — hij was goed beschouwd boerenknecht, maar geen boer heeft hem met zijn politieke achtergrond in dienst willen nemen. Geboycot. Noodgedwongen heeft hij zijn brood als zelfstandig ondernemer, als loonteler, moeten verdienen. Economisch gezien moeilijk, en door omgeving en familie destijds waarschijnlijk onvoldoende op waarde geschat.
In de oorlog was hij zeker OK, maar niet dapper. Mijn vader zat (tamelijk slim verborgen) ondergedoken in zijn eigen huis, waar mijn grootouders logeerden. Uit angst mijn vader te verraden als de druk door de Duitsers werd opgevoerd zijn mijn grootouders naar ander onderkomen vertrokken.
Maar toch: mijn grootvader had een Working Class Hero kunnen zijn (en was het misschien wel tot aan het meest cynische couplet van Lennon: “But you’re still fucking peasants, as far as I can see. A working class hero is something to be.”).

En ja, toen zag ik vanavond Roemer in die documentaire. En ik dacht: prima vent. En daarna dacht ik: precies mijn grootvader… working class heroes to be, heeft de klassenvijand ze toch te pakken.